Maarten van der Weijden
"Ik voel me comfortabel in het oncomfortabele"
Een heleboel uitzonderlijke prestaties heeft hij op zijn naam staan. Wereldkampioen openwaterzwemmen, een gouden plak op de Olympische Spelen in 2008 en binnen 75 uur de bijna 200 kilometer lange Elfstedentocht zwemmen. Toch is Maarten van der Weijden (39) ook gewoon als ieder ander mens. En ook hij herontdekte de fiets tijdens de coronapandemie.
Maarten deelt zijn tijd praktisch in; vragen kan hij ook beantwoorden als hij thuis op de fiets zit. Hij rijdt een virtuele rit door de Oostenrijkse bergen. “Ik had vanochtend een beetje stress met de sportplanning, dus dacht: wat is er nou mooier dan een interview geven terwijl ik rustig op de Tacx fiets?”, zegt Maarten zonder ook maar een beetje te puffen.
Het Bolletjescafé
De Olympisch kampioen van 2008 groeide op in het West-Friese Warmenhuizen. In het dorp staat het Bolletjescafé, een wit gebouw dat van top tot teen beschilderd is met rode stippen. De kroeg dankt zijn naam aan stamgast en voormalig profrenner Steven Rooks. De cafébaas beloofde Rooks het pand geel te schilderen als hij de Tour de France zou winnen. De wielrenner nam alleen niet de gele trui mee naar huis. Wel werd hij bekroond tot beste klimmer en keerde dus huiswaarts met de bolletjestrui. Reden genoeg voor de kroegeigenaar om het pand datzelfde motief te geven.
Maarten was als kind groot fan van zijn dorpsgenoot en dat kwam het best tot uiting in de duinen van Schoorl. Samen met zijn vader fietste hij de zandheuvels op en af en hielden ze een eigen ‘duinklassement’ bij. Tijdens de klimmetjes kon hij zich dan voordoen als een ware Rooks. Niet alleen fietsten ze. Maartens vader bracht hem in aanraking met allerlei sporten, zoals atletiek, voetbal en volleybal. Al snel bleek Maarten een ontzettend goede zwemmer met een echte topsportmentaliteit. Succes bleef niet uit. Twaalf jaar geleden pakte hij, nadat hij hersteld was van kanker, die gouden medaille op de Olympische Spelen. Ook werd hij wereldkampioen met 25 kilometer openwaterzwemmen, maar misschien nog wel belangrijker: hij zwom de Elfstedentocht en haalde daarmee miljoenen op voor onderzoek naar kanker. Het was een tweede poging, want het jaar daarvoor moest hij enkele tientallen kilometers voor de finish opgeven. Heel Nederland leefde van minuut tot minuut mee en zag dat deze monstertocht een aanslag op het lichaam was.
Overlevingsschuld Maarten realiseert zich volledig dat zo’n prestatie alles behalve gezond is: “Nee, ik offer mijn lichaam niet op voor kankeronderzoek. Ik had het geluk om te herstellen van leukemie toen ik 19 jaar was. Veel andere patiënten hebben dat geluk niet. Uit een soort overlevingsschuld ben ik me in gaan spannen om het geluk van anderen wat groter te maken. Toevallig valt dat samen met het feit dat ik hou van een persoonlijke uitdaging.” Wilskracht Geheel toevallig is dat natuurlijk niet. Van der Weijden zoekt die uitdaging juist op: “Ik voel me comfortabel in het oncomfortabele. Ik kan er goed mee omgaan als er veel gaat gebeuren dat buiten mijn macht ligt. Zelfs mijn lichaam kan ik slechts tot op zekere hoogte controleren.” Toen de eerste Elfstedentocht niet slaagde, probeerde hij het een tweede keer, niet wetende of het hem deze keer wel ging lukken.
“Het enige wat ik wist, is dat ik de eerste keer drie dagen achter elkaar had gezwommen en toen moest opgeven. Zou ik verder komen dan die 163 kilometer? Weet je, ik ken mijn lichaam heel goed. Sommige journalisten willen zo’n mentaal sprookjesverhaal horen. Dat ik mijn lichaam zie als een robot, dat ik dat dan instel en klaar is Kees. Mijn succes zit eerder in wilskracht. Het was een extreme droom, niemand geloofde dat het kon. De eerste keer kregen de critici gelijk en strandde ik in Dokkum. De tweede keer had ik vooral de angst dat het weer niet zou lukken. Zou Nederland dan net zo compassievol zijn? Waarschijnlijk niet. Onderweg at en sliep ik meer dan de eerste keer. Ondanks pijnlijke schuurplekken, haalde ik toen wel de eindstreep.”
12 miljoen euro Met twee Elfstedentochten zwom Maarten bijna 12 miljoen euro bij elkaar. Hiermee konden 27 kankeronderzoeken worden gefinancierd. Misschien minder belangrijk, maar wel mooi meegenomen, is dat Maarten hierdoor zelf weer in een betere levensstijl terecht kwam: “Voor de Elfstedentocht was ik flink aangekomen. 110 kilo woog ik en daardoor had ik een energiebuffer. Ik pakte makkelijk wat chips, frisdrank en koekjes. Voor de korte termijn voelde dat hartstikke goed, maar op de langere termijn voel ik me veel prettiger bij een lager gewicht. Ik weeg nu 96 kilo en dat voelt een stuk beter. Dat was een gedragspatroon gericht op bevrediging op de korte termijn. Dat heb ik weer af moeten leren.” Ondertussen trapt Maarten gewoon door op de fiets.
Tijdens het kletsen komt hij erachter dat hij zich in een soort duinklassement van vroeger bevindt, alleen dan ietsje pittiger: “Ik dacht net: wat gaat dat fietsen ontzettend zwaar. Maar ik zie dat ik een berg van 10% aan het beklimmen ben op mijn buitenblad. Dat wordt hem natuurlijk niet!” Natuurlijk fietst Maarten niet alleen op de hometrainer. Wie in Waspik woont, wil zien hoe mooi de omgeving is: “Als je fietst heb je precies het juiste tempo om dingen te bekijken. De Biesbosch, de Loonse en Drunense Duinen en verder weg heb je ook mooie steden als Breda, Den Bosch en Eindhoven. Dat maakt de diversiteit en leefbaarheid van Brabant heel groot. Het fijne van fietsen is dat je dat zowel met je gezin kan doen als alleen en dan puur voor de sport.”
De paplepel De dochters van Maarten zijn 5 en 3 jaar oud. Zeker de oudste werd tijdens de coronacrisis op de fiets gezet: “Die fietst al tussen Waspik en Waalwijk. Dat is heen en terug zo’n 20 kilometer. Dat vindt ze ook leuk, maar er moet wel een ijsje in Waalwijk tegenover staan. Tijdens de pandemie merkten we dat de kinderen toch een beetje lui werden. Dat hebben we wel echt aangepakt. Dagelijks gaan we op pad met stepjes en loopfietsjes.” Zelf is Maarten stiekem eigenlijk meer een autorijder dan een fietser, maar de coronacrisis heeft wel voor meer bewustzijn gezorgd. “Door alle maatregelen is de wereld minder gehaast geworden. Als ik iets meer van die rust zou kunnen vasthouden, dan ontstaat er meer ruimte om de fiets te pakken.
Ik kies dan niet meer altijd de snelste manier. Tegen andere automobilisten zou ik zeggen: probeer het in ieder geval een keer. Misschien is het wat voor je. Doorbreken van gedragspatronen is hartstikke lastig. Als het makkelijk zou zijn om te stoppen met roken, zouden meer mensen dat doen. Ik hoop dat men het kan vasthouden om meer te fietsen. Ook als het virus weer is gaan liggen.” Voor Maarten lijkt fietsen vooralsnog prima uit te pakken, want volop kletsend en zonder gehijg, gesteun of gekreun heeft hij inmiddels zo’n vijftig kilometer weggetrapt.